Ik ging, zoals je eerder hier kon lezen, zonder enige training de 140 km van de Ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen rijden. Zaterdagmorgen was het zover. Het leek een vrij zonnige dag te worden, dus korte broek en korte mouwen konden volstaan. Ik zou het me later nog gaan beklagen.
De eerste kilometers waren zonder hellingen, en alles ging relatief vlot, of toch al beter dan ik had verwacht. De hartslag bleef binnen de perken, en het ronddraaien van de pedalen ging heel soepel. De eerste hellingen waren dan ook niet opmerkelijk moeilijk. Het viel me wel op dat ze zwaarder aanvoelden dan vorige jaren, wanneer ik op zijn minst een beetje voorbereid was, maar afgaande op de eerste hindernissen leek de uitdaging nog wel te doen. Mijn gezellen reden wel sneller naar boven, en wachtten steeds ergens na de hellingen.
De eerste en meteen ook de langste kasseistrook, in Mater, verliep opnieuw beduidend trager dan ik gewend was, maar ik kon nog wel een aanvaardbaar tempo aanhouden. Andere jaren maakte ik op de kasseien het verschil met mijn maten, maar dat zat er nu niet in, zeker niet met een zadelpijn die al vrij snel opdaagde. Dat komt ervan natuurlijk als je het niet meer gewend bent. De kasseien zouden dus een ware marteling gaan worden.
De Oude Kwaremont, een helling die ik in normale omstandigheden graag oprijd door de kasseien waar je vrij snel kan op blijven dokkeren, werd een eerste pijnlijk punt. Traag maar zeker kwam ik boven, maar ik had al door dat het niet veel zwaarder moest worden. Dan kwam de Paterberg, een van de steilste uit de reeks. Het gootje was vrij, dus heb ik daar gebruik van gemaakt, maar omdat ik zo traag ging raakte ik uit evenwicht bij het raken van een struik. Geparkeerd dus. Voor het eerst voet aan grond op een Vlaamse helling. In het Baskenland ben ik al eens eerder gestopt in het midden van een klim, maar toen had ik al een voorsprong en heb ik de anderen er nog afgesprint. Deze keer waren er geen excuses.
Kortekeer en Steenbeekdries volgden, en ik raakte terug boven, maar dan wel heel traag. Dan kwam de Taaienberg, en was ik weer te zwak om de top in 1 keer te bereiken. Een geluk dat de Koppenberg er niet bij was dit jaar. We waren nu voorbij halfweg, maar het beste was er al een tijdje af. Het begon ook frisser te worden omdat ik niet trapte in afdalingen (pijnlijk achterste) en de wind vrij koud aanvoelde. Na de Taaienberg heb ik gezegd dat men niet meer op mij moest wachten. Ik zou het wel op mijn eentje proberen, en als het echt niet meer ging konden ze me nog wel oppikken als ze al gefinished waren.
In feite valt er weinig te zeggen over de meeste hellingen. Ik raakte op mijn lichtste versnelling telkens boven, maar kwam duidelijk kracht tekort. Ik kwam geen enkele keer in ademnood, en in de afdalingen kwam mijn hartslag vrij snel in de recuperatiezone, maar beterschap kwam er niet. Het was nog meer dan 50 km en ik was al doodop toen ik een bordje richting Ninove (start en finish) zag, dat op slechts 20 km lag. Een dilemma dus: doorrijden en serieus afzien, of met de figuurlijke staart tussen de benen afdruipen. Ik heb al eerder een inzinking gehad tijdens een lange heuvelachtige tocht tijdens mijn studententijd (nogal logisch feitelijk), dus de verleiding was groot, want toen kwam ik nauwelijks nog vooruit, laat staan dat ik een kasseihelling nog op zou geraakt zijn.
Ik ben toch maar doorgereden, want opgeven stond nog niet in mijn woordenboek, en dat wou ik zo nog even houden. De kasseien van de Haaghoek, waar ik traditioneel de strijd tussen mij en mijn maten deed losbreken, waren nog nooit zo lang. Ook Jeroen, de grote rivaal, kon achteraf beamen dat hij nooit had gemerkt dat die zo lang duurden, want normaal moest hij er altijd veel sneller over om de achterstand op mij te beperken. Nu zag ik het eens van de andere kant, wat me vrij weinig kon bekoren.
De gehele finale duurde deze keer ook veel langer, maar ik raakte nog wel overal boven zonder afstappen, wat mijn enige doel nog was voor de rit. De Muur en de Bosberg zouden de laatste obstakels worden, en in Geraardsbergen was het dan zover. Klik, uit de pedalen, maar niet door mijn zwakte deze keer. Niemand kon rijden want het was gewoon aanschuiven op de kasseien. Na de eerste of de tweede bocht kon ik terug op de fiets, en heb ik me nog eens schrap gezet en versneld, wat lukte. Op de Bosberg was ik dat ook van plan, maar na 100 meter heb ik maar wijselijk teruggeschakeld. De laatste 12 km naar de streep waren dan nog slechts een formaliteit. Moe maar zeer voldaan bereikte ik uiteindelijk de streep, zij het met een belachelijk laag gemiddelde.
Conclusie: de boel uitrijden is me dan toch nog gelukt, hoewel ik het rond halfweg echt niet meer zag zitten. Dat kwam door het tot 2 keer toe moeten afstappen op een kasseihelling, vooral door het gebrek aan kracht, wat normaal mijn sterkste punt is. Met een heel minieme voorbereiding ben ik ervan overtuigd dat ik wel overal bovenraak en op de kasseistroken misschien zelfs de anderen pijn kan doen. Maar het is het niet waard om dit nog eens uit te testen. Zonder trainen begin ik er niet meer aan, al is het maar om de zadel- en kniepijn te vermijden. En arm- en beenstukken ga ik tegen dan ook eens kopen, want de frisse wind op mijn linkerknie was soms nog meer afzien dan het klimmen.
Uiteindelijk is het wel een goede ervaring, en een mooie indicatie van het nut van training. Volgend jaar gaan we terug voor de volledige versie, en als het van mij afhangt ook Parijs-Roubaix. Dit jaar is voor mij maar pas begonnen, maar Tilff-Bastogne-Tilff lijkt me wel wat. Maar eerst toch nog een beetje rondfietsen in de buurt, want ik wil op zijn minst kunnen volgen tot de finale, en als het even kan eraan meedoen.